Orgel

Het orgel werd in 1708 geschonken door Godfried van Neukirchen en Alida van Tengnagel bij hun huwelijk en kon vanaf 1715 gebruikt worden. De 2 engelen en de zijwangen van het orgel zijn nog van het oude orgel uit 1708. Slechts een deel van de pijpen, het lofwerk en de twee engelen, staande op het orgel, bleven gespaard tijdens de gevechtshandelingen van 1944-1945.Na WO II was het orgel nauwelijks herstelbaar beschadigd.  In november 2005 werd het orgel onder handen genomen. Het is geheel uit elkaar genomen en gereviseerd; het orgelfront is opnieuw gelakt, de engelen zijn verguld en op de orgelgalerij en de preekstoel is een speciale was aangebracht.  

Tijdens de laatste restauratie werd het orgel voorzien van een nieuwe houtimitatie. De oude imitatie was van een matige kwaliteit en de vernislaag was vergaan. Het aanbrengen van een houtimitatie is een techniek die in het verleden veelvuldig werd toegepast. Edele houtsoorten waren duur en vaak werden er eiken imitaties aangebracht op zachte houtsoorten als dennen en vuren. De kunst van het vak is om een dermate goede imitatie te maken dat het niet van echt is te onderscheiden. Op de foto ziet men dat eerst een grondlaag wordt aangebracht alvorens men de imitatie gaat opzetten.

Het Orgel en de Familie Von Neukirchen

Er was al sinds het begin van de 16e eeuw een hechte band tussen de protestantse gemeente in Gennep en de familie Von Neukirchen. Arnold von Neukirchen, genaamd­ Nievenheim, was in de 17e eeuw hofmaarschalk in dienst van de Keurvorst van Branden­burg en had als jachtmeester het opzicht over het gehele jachtdis­trict in het hertogdom Kleef. Bovendien was hij gerechtelijk be­stuurder over de ste­den Goch en Gennep. De familie woonde op het Huis Driesberg bij Kessel aan de Niers. De Von Neu­kirchens hadden een eigen bank in de kerk met hun fa­mi­liewa­pen. Dit wapen is be­waard ge­bleven in de Tweede We­reld­oorlog en hangt nu bo­ven de binnen­deuren van de kerk. Wolter, de kleinzoon van Arnold von Neukir­chen, was officier in Neder­landse dienst. Hij diende eerst onder Stadhouder Willem III (die in 1689 koning van Enge­land en Schot­land werd) en daarna onder Johan Willem Friso van Nassau. In 1703 trouwde Wolter met de 20-jaar jongere Albertina Tengna­gel, een dochter van gene­raal ma­joor Tengnagel, eveneens een ca­valerist in het leger van de Oranje-Nassaus. Ze schonken ter gele­genheid van hun huwelijk een or­gel aan de Protestantse Kerk in Gennep. Wolter stierf in 1726, zijn vrouw in 1745. Beiden werden in de kerk begraven. Het heeft enige jaren geduurd voordat het ontwerp van de orgelgalerij en het oksaal, de scheidingswand achter in de kerk waar bovenop de orgelga­lerij moest komen, klaar was. De bouw ervan werd extra vertraagd door de kosten die men moest ma­ken om de toren te repareren na de blikseminslag in 1712. In 1714 was de orgelgalerij klaar en in 1715 is het orgel geplaatst. Het werd gesierd met houten lofwerk en twee engelen. Oorspronkelijk stond het orgel achter de balustrade (links) en zat de orga­nist met zijn rug naar de kerk. Het onderhoud van het or­gel vroeg veel aandacht. In 1760 al werd Thomas Marant gevraagd het orgel te repareren, enkele pijpen te vervangen en op stem te brengen. In de eeuwen daarna is het orgel diverse malen gereno­veerd, vooral na de Franse overheersing toen de kerk als paardenstal was gebruikt. In de tweede helft van de 19e eeuw is het orgel verbouwd en is het klavier naar de huidige plaats gebracht, waarbij de organist toen wel in de kerk kon kijken en direct contact kon hebben met de pre­dikant. In de Tweede Wereldoorlog is het orgel onherstelbaar beschadigd door het bombardement op Gennep, waarbij de orgelgalerij door een voltreffer werd geraakt. Na de oorlog is het huidige orgel opgebouwd door de firma Spanjaard uit Amsterdam met nog bruikbare onderdelen van het oude orgel en delen van andere oude or­gels. De nieuwe kast werd opgebouwd met de­len van een oude orgelkas uit Eemnes. Daarbij is het orgel geïnte­greerd in de galerij en de originele balustrade onderbroken. Een aantal pijpen, de enge­len en het lofwerk zijn nog origi­neel uit 1715. Bij de restauratie in 2006 is het orgel geheel gereviseerd door orgelbouwer Nico van Duren uit Maren-Kessel. De kromhoorn is toen vervangen door een bourdon. Het orgel heeft 762 pijpen, van 12 mm tot 2 m grootte. Het orgel kent drie verschillende systemen:
  • Klavier 1 is diatonisch opgebouwd, de langste pijpen staan in het midden en de toonafstanden tussen de pijpen van het midden tot aan de zij­kanten van de lade zijn hele tonen.
  • Klavier 2 is een chromatische lade, waarbij de langste pijpen rechts staan en de toonafstanden, waar de kleinste pijpen staan, halve tonen zijn.
Het pedaal is volgens het ‘unit’ systeem gebouwd met een lange rij pij­pen met verschillende registers. Het orgel heeft 11 sprekende stemmen: zes op het benedenklavier, vier op het bovenklavier en één op het (vrije) pedaal. De dispositie is:
  • Klavier 1: prestant 8′, holpijp 8′, octaaf 4′, quint 2 2/3′, octaaf 2′, mixtuur
  • Klavier 2: gamba 8′, roerfluit 4, woudfluit 2′, bourdon 8′
  • Pedaal: subbas 16′, gedekt 8′, octaafbas 8′, koraalbas 4 ‘.