Reis Noord Holland

In 1656 reisde Johannes Engelen ook naar Noord-Holland. Ook daarvan zijn de aantekeningen in het Collect Buch deel 2 verloren gegaan, maar het kasboek van de kerkrentmeester heeft alles nauwkeurig ingeboekt.
Waarschijnlijk ging de reis langs de Rijn naar Utrecht en vandaar verder naar het Noorden.
De provincie West Friesland schonk hem 25 Reichsthaler, van de 55 (!) bezochte dorpen en steden waren de giften van de Diaconie meestal slechts 1-2 Rt.
Grotere giften kwamen van de steden Hoorn, Medemblik en Alkmaar. De overtocht naar Texel en Vlieland bracht hem 5 Rt. In totaal leverde zijn bedelreis in Noord-Holland ongeveer 120 Rt op.
Via Amsterdam, Amersfoort en Utrecht reisde het gezelschap weer naar huis.
De stadsraad van Utrecht betuigde zich met 40 Rt, de burgemeester van Utrecht deed daar uit vriendschap nog eens 20 Rt bij.
Reichsthaler
Elke stad, graafschap, hertogdom, staat of land had zijn eigen muntmeester en mocht zijn eigen munten slaan in de Middeleeuwen. Daarom bestonden er honderden soorten Thalers, waarvan de waarde onderling verschilde, afhankelijk van het zilvergehalte.
In 1566 werd de Reichsthaler de standaardmunt in het Heilige Roomse Rijk. De Reichsthaler werd geijkt op de oudere Joachimsthaler (1519), een munt die in Sankt Joachimstal in Bohemen geslagen werd en een vast en zuiver gehalte aan zilver had (rechts).

In navolging van de Duitse Reichsthaler werd in de omliggende landen een soortgelijke munt geslagen met hetzelfde zilvergehalte (onze rijksdaalder), wat de handel tussen de landen onderling vergemakkelijkte.
In de Nederlanden werd vanaf 1659 de daar in omloop zijnde zilveren Dukaat gelijkgesteld aan de rijksdaalder.
Een Reichsthaler of rijksdaalder was gelijk aan 50 stuivers. Toch bleven er lang munten met andere waarden circuleren, bv een Kleefse Reichsthaler was gelijk aan 56 stuivers en een Zeeuwse rijksdaalder was 52 stuivers waard.